De goede trouw in de WSNP

doorArjan van Luipen

De goede trouw in de WSNP

We lezen het vaak in vonnissen van Rechtbanken: ‘schuldenaar was ten aanzien van de schulden niet te goeder trouw’. Wat is die ’te goeder trouw’? Wij leggen het uit in deze blog.

De ’te goeder trouw’ bij toelating tot de WSNP

Een van de belangrijkste beslispunten rondom de toelating tot de WSNP vinden we in de aard van de schulden die door de WSNP kunnen worden gesaneerd. De rechter zal bij de toelatingszitting per schuld nagaan of de aanvrager van de schuldsanering daarbij ten aanzien van deze schulden te goeder trouw was. Daarbij zal de rechter in principe uitsluitend kijken naar de schulden die jonger zijn dan vijf jaar.

Indien de rechter van mening is de schuldenaar bij het aangaande van de schulden te goeder trouw was én de rechter van mening is dat de schuldenaar de verplichtingen uit de WSNP zal kunnen nakomen, zal deze over het algemeen positief beslissen en de schuldenaar toelaten tot de WSNP.

Wanneer zijn schulden (niet) te goeder trouw?

Het is lastig om op deze vraag een 100% sluitend antwoord te geven, maar er is wel een richtlijn opgesteld die veel duidelijk maakt. Deze richtlijn vinden we in het ‘Procesreglement verzoekschriftprocedures insolventiezaken rechtbanken’.

Deze richtlijn geeft aan dat van goeder trouw in beginsel geen sprake is, indien ter zake de schulden jonger dan 5 jaar één van onderstaande dingen geldt:

  • de schulden zijn aangegaan terwijl, gelet op het inkomen en/of vermogen van de schuldenaar, redelijkerwijs geen uitzicht bestond op aflossing daarvan;
  • er zijn niet al te lang geleden nieuwe schulden van substantiële (grote) omvang of substantiële (grote) aard zijn aangegaan;
  • er zijn schulden aangegaan die voortvloeien uit bijvoorbeeld een gokverslaving, drankverslaving of drugsverslaving;
  • de schuldenaar een eigen onderneming (eenmanszaak) heeft gevoerd en (nagenoeg) geen boekhouding heeft bijgehouden en beschikbaar is;
  • de schuldenaar schulden heeft aan het UWV of de Belastingdienst die betrekking hebben op een opgelegde boete, het niet nakomen van aangifteverplichtingen of het niet nakomen van verplichtingen tot afdracht van (omzet)belasting;
  • fraudevorderingen: door de schuldenaar genoten uitkeringen wegens fraude zijn teruggevorderd;
  • schulden zijn ontstaan uit misdrijf of overtreding;
  • (aanzienlijke) geldboetes zijn opgelegd ter zake van verkeersovertredingen (Wet Mulder-feiten).

Let daarbij op: indien een schuld aan één van bovenstaande punten voldoet, is dit al voldoende om te oordelen dat de schuldenaar ten tijde van het aangaan van de schuld niet te goeder trouw heeft gehandeld.

Wat te doen bij geen toelating tot de WSNP in verband met de te goeder trouw?

Indien de schuldenaar niet wordt toegelaten tot de WSNP, kan deze binnen acht (8) dagen na de datum van de uitspraak in hoger beroep komen bij het Gerechtshof. Voor dit hoger beroep heeft de schuldenaar een advocaat nodig. Wij adviseren daarbij gebruik te maken van een in de WSNP gespecialiseerde advocaat of advocatenkantoor.

Deze advocaat zal dan samen met de schuldenaar aan de hand van het vonnis de schulden aflopen en kijken of de rechtbank terecht die bepaalde schuld als niet te goeder trouw heeft aangemerkt. Mocht een schuld absoluut niet te goeder trouw zijn, dan kan nog worden bekeken of die schuld wellicht kan worden kwijtgescholden of kan worden afgelost. Indien het gaat om een kleine schuld is dit wellicht een optie.

De hardheidsclausule

Vaker nog zal een gespecialiseerde advocaat proberen door middel van een beroep op de hardheidsclausule proberen toch toelating tot de schuldsaneringsregeling te verkrijgen.

Deze hardheidsclausule vinden we in art. 288 lid 3 Fw (Faillissementswet):

Het verzoek kan in afwijking van het eerste lid, onder b *, en het tweede lid, onder c, worden toegewezen indien voldoende aannemelijk is dat de schuldenaar de omstandigheden die bepalend zijn geweest voor het ontstaan of onbetaald laten van zijn schulden, onder controle heeft gekregen.

* verwezen wordt naar art. 288 lid 1 onder b. Dit artikel geeft aan: dat het verzoek tot toelating tot de WSNP slechts wordt toegewezen indien voldoende aannemelijk is dat de schuldenaar ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van zijn schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend, te goeder trouw is geweest.

Van deze hardheidsclausule kan succesvol gebruik wordt gemaakt indien bijvoorbeeld de schuldenaar kan aantonen dat deze onder budgetbeheer is komen te staan of onder beschermingsbewind en dat hierdoor al langere tijd helemaal geen schulden meer zijn ontstaan. Ook een stevige stabilisering van de leefsituatie kan een reden zijn voor de rechtbank om gebruik makend van deze hardheidsclausule toch een schuldenaar toe te laten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP).

Wilt u naar aanleiding van deze blog contact met een van onze gespecialiseerde advocaten? Vul dan ons contactformulier in. Ook kunt u ons onder kantoortijden bellen op 030-698 20 35.

 

Over de auteur

Arjan van Luipen administrator